'Er zal geen tijd meer zijn', citeert Olivier Messiaen de engel uit het bijbelboek Openbaringen. In zijn beroemdst geworden compositie, het 'Quatuor pour la fin du temps' schrijft Messiaen in het voorwoord dat de modi, de door hem gebruikte toonladders, bedoeld zijn om de luisteraar dichter bij de eeuwigheid te brengen. Het ritme onttrekt zich aan een gangbaar metrum en haalt ons uit het tijdelijke. Een formulering die doet denken aan de Twentse uitdrukking dat je 'uit de tijd bent gekomen' wanneer je overleden bent. Het zal voor de luisteraar, vertrouwd of niet met het werk van Messiaen, een weerkerend fenomeen zijn: het verdichten en verdwijnen van het gevoel van tijd.
Messiaen had als uitvoerder de gewoonte zijn eigen tempo-aanduiding 'extremement lent' uiterst serieus te nemen. De 'gelovig geboren' componist refereert in het voorwoord ook nog eens aan de tijd door te verklaren waarom het Quatuor acht delen bevat. God schiep de aarde in zes dagen, de zevende dag, de rustdag werd verlengd tot een achtste, de dag van het eeuwige licht. In de korte beschrijving van de delen komt Messiaen herhaaldelijk terug op de tijdloosheid in de oneindigheid. En aan het einde van zijn voorwoord schrijft Messiaen: wees niet bang om te overdrijven in de uitvoering van de voorgeschreven dynamiek, de accelerando's en de ritardando's.
De ontstaansgeschiedenis van dit indrukwekkende werk is voer voor mythevorming en tal van overdrijvingen. De barak in het krijgsgevangenenkamp waar de première plaats vond was volgens sommigen afgeladen vol met 5000 luisteraars, andere bronnen houden het op 500. Messiaen werd in het kamp gestimuleerd te componeren want 'musici konden geen soldaten zijn, en dus ook niet tot de vijand behoren', citeerde cellist Etienne Pasquier de kampbewakers. Het Quatuor gunt ons het zicht op de eeuwigheid zoals Messiaen die ervoer.
Een andere kijk op de tijd bieden de teksten van de door Hugo Distler getoonzette 'Totentanz'. De Noordduitse componist wisselde in zijn koorwerk uit 1934 gezongen motetten af met gesproken teksten. De gezongen tekst was ontleend was aan gedichten van Angelus Silesius uit 1675 en de alternerend gedeclameerde gedichten werden in 1934 geschreven door Johannes Klöcking. In de teksten wordt beurtelings het aardse leven tegen het eeuwige afgezet.
Freund, wer in jener Welt
will lauter Rosen brechen,
den müßen z’vor allhier
die Dornen g’nugsam stechen.
En in een later vers;
Die Seele, weil sie ist geborn zur Ewigkeit,
hat keine wahre Ruh in Dingen dieser Zeit.
Drum ist’s verwunderlich, daß du die Welt so liebst und auf’s Vergängliche dich allzusehr begibst.
De dood noodt een reeks personages ten dans, een verzameling die te zien was op de muren van de Lübeckse Mariakerk. Achtereenvolgens
verschijnen de keizer, de bisschop, de edelman, de arts, de koopman, de soldaat, de kluizenaar, de landbouwer, de grijsaard en het kind ten tonele. Ze worden toegesproken door de dood en gewezen op hun misstappen. De een na de ander probeert de dood te vermurwen en vraagt om nog wat meer tijd van leven. Alleen de grijsaard is blij dat de dood hem eindelijk gevonden heeft.
O Tod, wie hab ich auf dich geharrt!
War allzu lang mein Leidensfahrt.
Konntest mich armen Alten nicht finden?
War dir gesetzt, zu strafen mein Sünden?
Krankheit ist wohl eine schwere Plag,
wie die Welt heut fährt, ich nicht sehen mag.—
So wolle Gott meine Fehle vergeben,
mich einlassen in sein ewiges Leben.
Zelfs het kleine kind ontkomt niet aan de ontmoeting met de dood.
O Tod, wie soll ich das verstehn,
ich soll tanzen und kann nicht gehn?
wie magst du deinen Ruf anheben,
daß ich soll sterben vor meinem Leben,
abscheiden, eh ich angekommen,
eh denn gegeben, werden genommen?
Wie weinet meine Mutter so sehr!
O gib mich der Erden wieder her!
Silsesius dichtte troostend:
Die Seele, welche hier noch kleiner ist als klein,
wird in dem Himmelreich der schönste Engel sein.
De voorstelling van de 'Totentanz' zoals die op de muren van de Mariakerk was overigens ook niet het eeuwige leven beschoren. De kerk met de 'Totentanz' werd in 1942 door Britse geallieerden gebombardeerd.
In het derde concert gaan we wat de teksten betreft verder terug in de tijd maar is de muziek grotendeels nieuw gecomponeerd. In 'HELL!' gebruikt componist Boudewijn Tarenskeen teksten uit 'La Divina Comedia', het grote gedicht van Dante Alighieri uit het begin van de 14de eeuw. Op een denkbeeldige reis daalt Dante af naar de hel en zal hij na de beklimming van de louteringsberg het goddelijke licht van het paradijs zien. Het door de schrijver tot 'Comedia' gedoopte epos zal zijn roem ongetwijfeld te danken hebben aan de levensstadia die hij beschrijft. De reis door de hel lijkt in de afgelopen zeven eeuwen het meest tot de verbeelding gesproken te hebben. De negen zogenoemde kringen van die hel herbergen de verschillende zielen die zich naar aard en ernst van hun zonden in specifieke kringen ophouden. De wellustigen, gierigen, vraatzuchtigen, bedriegers, verraders en alle mogelijke zondaars worden daar op hun plaats gezet.
In navolging van de tot de verbeelding sprekende teksten werden er in de eeuwen na de Divina Comedia naar Dantes beschrijvingen ook talloze kunstwerken vervaardigd. Van Botticelli tot Delacroix tot... Tarenskeen. De reis die Dante in de Commedia maakt staat in veel kunstwerken voor de innerlijke weg die mensen op aarde afleggen. De beschrijving van moeilijkheden, loutering en uiteindelijke verlossing, is een klassiek gegeven dat na Dantes Comedia navolging vindt in talloze geschreven en geschilderde kunstuitingen.
Tarenskeen componeerde 'HELL!' in drie delen analoog aan de Comedia: Inferno, Purgatorio en Paradiso. In 'HELL!' van Tarenskeen vermengt de tekst van Dante zich met een verhaal van een sopraan die op theatrale wijze afstand neemt van de liedkunst. 'HELL!' is een meerlagige muziektheatrale compositie die de verschrikkingen deelt die ons in de hel ten deel kunnen vallen. Tarenskeen heeft dezelfde (Indonesische) roots als de Bernadeta Astari, de zangeres die met pianist Gerard Bouwhuis 'HELL!' vertolkt. In de tekst, de muziek maar ook in de gestiek van de zangeres duiken zo nu en dan Javaanse elementen op.
In 'HELL!' wisselen, net als in Distlers 'Totentanz', gezongen en gesproken woord elkaar af.
Het drieluik 'HET EINDE' neemt ons driemaal mee op een -tijdloze- reis door een parallelle wereld.
Concerten
Wo 22 jan DISTLERS TOTENTANZ, blz
Do 13 mrt HELL!, blz
Do 22 mei QUATUOR POUR LA FIN DU TEMPS, blz