De Leidse Salon programmeert vier concerten waarin muziek centraal staat van componisten in Nederland die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden vervolgd. De programma's zijn geïnspireerd op de banden die de gepresenteerde componisten met Nederland, de VS, Hongarije en Duitsland hadden.
Voor het samenstellen van het programma werkte de Leidse Salon samen met fluitist Eleonore Pameijer die in 1996 met pianist Frans van Ruth de Leo Smit Stichting oprichtte. De stichting is vernoemd naar de Joodse componist Leo Smit die in 1943 vermoord werd in Sobibor. De Leo Smit Stichting is uitgegroeid tot een kenniscentrum voor iedereen die meer wil weten over componisten die tijdens de Tweede Wereldoorlog vervolgd zijn. Nog steeds wordt er nieuwe muziek van deze 'vergeten' componisten teruggevonden. Inmiddels wordt er ook steeds meer verloren gewaand en vergeten repertoire gepubliceerd, in partituren en (nieuwe) geluidsopnames. Musici en musicologen ontsluiten zo het werk van Joodse en niet-Joodse componisten voor een hedendaags publiek. Voor het samenstellen van de serie in de Leidse Salon is informatie geput uit het in 2015 verschenen boek: Vervolgde componisten in Nederland.
In een lezing voor het Londense Holocaust Research Centre sprak muziekcurator Michel Haas over het teruggeven van muziek. De term roofkunst lijkt in eerste instantie vooral van toepassing op beeldend werk dat van de oorspronkelijk eigenaar is gestolen, maar net zoals schilderijen teruggegeven worden aan de rechtmatige eigenaars, moet ook muziek teruggegeven worden aan het publiek. Michiel Haas: ‘Het verlies van een publiek dat open- staat voor je muziek is even onomkeerbaar als het bombarderen van een kathedraal. Maar net als de vernietigde kathedraal kan het publiek opnieuw opgebouwd worden. Het voelt misschien anders, maar het kan dezelfde functie vervullen’.
Het idee van het ‘teruggeven’ van muziek is de motivatie van de Leo Smit Stichting voor het ontsluiten van vergeten muziek en het laten uitvoeren van muziek die soms nog nooit geklonken heeft.
Het werk van het merendeel van de componisten die in de vier concerten de revue passeren is na de oorlog relatief onbekend gebleven. Natuurlijk is er in de eerste plaats het wrede lot van componisten die, behalve dat hun werk verboden werd, de oorlog niet overleefden. Maar ook veel carrières van vervolgde componisten die de oorlog wel overleefden werden gebroken. Muziek moet immers gespeeld worden wil ze zich een plaats in de muziek- geschiedenis kunnen verwerven. In de oorlog werden de in Nederlandse componisten niet om hun stijl vervolgd. Het schrijven of spelen van jazz- of atonale muziek was in Nederland, anders dan in Duitsland vanwege het stempel van ‘Entartet’, niet een vervolgingsgrond. De in Nederland woonachtige vervolgde componisten werden vervolgd omdat ze Joods waren of weigerden de ariërverklaring te tekenen en lid van de Kultuurkamer te worden.
Tegenwoordig wordt de muziek die in Nederland in de eerste helft van de twintigste eeuw werd gecomponeerd niet zo hoog ingeschat als die in Duitsland of Frankrijk. Of dat helemaal terecht is, is aan de luisteraar. Het Nederlands muziekleven was tot in de late negentiende eeuw georiënteerd op Duitsland. Vanaf 1900 speelden ook de invloeden uit Franrijk een steeds grotere rol. De muziek van grote namen als Debussy en Ravel oefende ook op de Nederlandse componisten een grote aantrekkingskracht uit. In het interbellum werd het Nederlands muziekleven bovendien verrijkt met de muziek van de, voor het groeiende antisemitisme gevluchte, Joodse componisten uit Hongarije en Duitsland. Met recht kunnen we over een zeer divers vooroorlogs muziekleven spreken met een staalkaart aan stijlen en genres.